natuurrampen worden niet door mensen veroorzaakt. het gaat compleet vanzelf. Een natuurramp is een gebeurtenis die catastrofale gevolgen heeft voor levende wezens, met name mensen, in de omgeving. Een lawine die in onbewoond gebied plaatsvindt, zal minder snel een natuurramp genoemd worden, dan een lawine waarbij huizen met mensen onder de lawine worden bedolven.
Een natuurramp heeft, in tegenstelling tot een cultuurramp meestal een natuurlijke oorzaak en is dus niet het gevolg van menselijk handelen. OVERSTROMINGEN Een overstroming of watersnoodramp is een ramp waarbij een aanzienlijke hoeveelheid water uit een zee, rivier of meer plaatsen bereikt die normaal gesproken niet onder water staan, en daardoor een verwoestende uitwerking heeft. VLOEDGOLF Een tsunami (in Van Dale tsoenami), een Japanse samenstelling van tsu ('haven') en nami ('hoge golf'), is een verwoestend natuurverschijnsel waarbij een vloedgolf uit de zee met een enorme kracht het land overspoelt, meestal veroorzaakt door een aardbeving. Het woord 'vloedgolf' kan slaan op een tsunami, maar ook op een golf die bij vloed ontstaat bij de ingang van ondiepe baaien of riviermonden. LAWINES Als er veel sneeuw ligt kan dat onder verschillende omstandigheden, zowel bij dooi als vorst, lawinegevaar opleveren. Grote sneeuwmassa's komen dan van de hellingen omlaag met alle gevolgen vandien. Een sneeuwlawine kan verschillende oorzaken hebben. Als er een warme wind opsteekt zal vooral bij zonnig weer de bovenste laag van de sneeuw smelten en kan het sneeuwdek gaan glijden. Ook verse natte sneeuw en smeltende oude sneeuw kunnen lawines veroorzaken door de grote hoeveelheden water die deze massa's bevatten.
Veel sneeuwlawines doen zich voor bij vorst en harde wind. Hevige sneeuwval kan bij lage temperaturen aanleiding geven tot lawines van poedersneeuw, waarbij een dichte wolk van sneeuw met zeer grote snelheden van soms 200 tot 300 kilometer per uur omlaag komt. Skiërs kunnen dergelijke lawines zelf op gang brengen door het veroorzaken van lichte trillingen. De vernietigende kracht van zo'n dichte sneeuwwolk is enorm vooral door de drukgolf die eraan voorafgaat en de wind die ermee gepaard gaat. Stoflawines zijn levensgevaarlijk omdat de longen vol sneeuw komen, waarna het slachtoffer door de smeltende sneeuw kan stikken. Natte- of grondlawines bij regen en dooi, die vaak in het voorjaar optreden, glijden of rollen van de hellingen of storten in het dal. Ze bewegen langzamer dan stofsneeuwlawines, maar de verplaatste massa en de aangerichte verwoestingen zijn vaak zeer groot.
Het lawinegevaar wordt in Europa aangegeven op een schaal van 1 tot 5. Bij waarschuwingsfase 1 op de gevarenschaal is de kans op lawines gering en het sneeuwdek stabiel en vast. Bij fase 2 is sprake van matig lawinegevaar, fase 3 betekent aanzienlijk gevaar, fase 4 staat voor groot lawinegevaar en bij fase 5 is het gevaar zeer groot. Bij die waarschuwingsfase is het sneeuwdek zeer instabiel en ontstaan spontaan talrijke grote lawines. AARDBEVING
Een aardbeving is een trilling of schokkende beweging van de aardkorst. Aardbevingen vinden plaats als er in de aardkorst plotseling veel energie vrijkomt. De energie plant zich dan in een golfbeweging vanuit het centrum naar de omgeving voort. Het denkbeeldige punt waar de beving ontstaat, het zwaartepunt van de energiedichtheid, heet het hypocentrum. Het punt aan het aardoppervlak daar loodrecht boven wordt het epicentrum genoemd. Een lijn van gelijke bevingsintensiteit rond een epicentrum heet een isoseist. Seismologie is de wetenschap van aardbevingen.
De meeste aardbevingen komen voor in de aardkorst tot op een diepte van ongeveer 30 kilometer. Er komen echter ook bevingen voor op dieptes tot ongeveer 700 kilometer. De meeste aardbevingen komen voor rondom de Grote Oceaan, in het Middellandse Zeegebied, in de Himalaya en Indonesië. Ook midden in oceanen komen bevingen voor. Aardbevingen die ontstaan onder de zeespiegel worden, minder correct, ook wel zeebevingen genoemd; een vloedgolf of tsunami kan dan het gevolg zijn.
Zware aardbevingen veroorzaken vaak veel slachtoffers en grote schade. Bij een tsunami kunnen de ermee gepaard gaande vloedgolven veel slachtoffers eisen. VULKAANUITBARSTINGEN
Een vulkaan (ook vuurspuwende berg geheten) is een geologische structuur, veelal in de vorm van een (kegelvormige) berg, waardoor magma uit de mantel het oppervlak van een planeet kan bereiken. Wanneer dit magma onder hoge druk en met hoge temperatuur de oppervlakte bereikt, wordt dat een eruptie genoemd.
Op aarde worden vulkanen vooral aangetroffen in gebieden waar continentale platen aan elkaar grenzen. Een uitzondering hierop vormen hotspots. Dit zijn gebieden waar heet materiaal uit de mantel door de korst heen naar boven komt. Ook op andere steenachtige planeten en manen binnen ons zonnestelsel komen vulkanen voor. Zo zijn op de planeten Venus en Mars en de manen Io (Jupiter) en Triton (Neptunus) vele vulkanen waargenomen. Van de laatste twee wordt vermoed dat ze vloeibare stikstof of methaan uitstoten; het vulkanisme waarbij dit optreedt wordt cryovulkanisme genoemd.
De wetenschap waarbij vulkanen en aan vulkanisme gerelateerde verschijnselen worden bestudeerd heet vulkanologie.
Vulkanische vlakten, en ook geisers, warmwaterbronnen en kokende modderbronnen zijn tevens belangrijke vulkanische vormen die in de buurt van vulkanen kunnen worden aangetroffen, maar omdat ze geen uitgesproken reliëf kennen zijn het geen vulkanen. Ze ontstaan doordat de aardkorst in de buurt van vulkanen dunner is dan op andere plaatsen.